Onderzoek

Mijn onderzoek beweegt zich op de volgende terreinen:

Tot 1998 begaf ik me vooral op het terrein van de ideeëngeschiedenis. Deze periode werd afgesloten met het verschijnen van mijn proefschrift (The Disintegration of Natural Law Theory: Aquinas to Finnis, Brill, Leiden, 1998), waarin ik probeerde af te rekenen met de gedachte dat het recht gegrondvest diende te zijn op universele en eeuwige beginselen die uit de (menselijke) natuur zijn af te leiden. Ik beargumenteerde in dat boek dat vrijwel alle pogingen in die richting op een mislukking uitlopen. Daarna heb ik slechts incidenteel nog aan de geschiedenis aandacht besteed.

Wellicht in reactie op het échec van natuurrechtelijke pogingen om het recht te verankeren in een buitenrechtelijke moraal, begon ik me van toen af aan te interesseren voor de gedachte dat maatstaven voor de beoordeling van het recht te vinden zouden moeten zijn in de eigen aard van het recht zelf als formeel, procedureel en publiekelijk geëxpliciteerd systeem. In een dergelijke optiek zijn formele procedures waardevol, ook en zelfs daar waar zij niet bijdragen aan een bepaald wenselijk geacht resultaat. Ik heb deze gedachte onder meer in mijn twee oraties geëxploreerd.

Vanaf 2005, toen ik begon te werken bij de Academie voor Wetgeving, begon ik belangstelling te krijgen voor soorten regels die deze procedurele waarde in het geheel lijken te missen: de vele kaderrichtlijnen en zorgplichtbepalingen die de normadressaat oproepen om een bepaald vooraf omschreven resultaat te bewerkstelligen. In vele vormen van alternatieve regulering staat niet de weg, maar de bestemming centraal. Gaandeweg ontdekte ik dat dit type regels vergezeld gaat van een specifieke stijl van handhaven en sanctioneren. Dit inzicht leidde tot vervolgonderzoek in verschillende richtingen.

Eén van die richtingen is de discussie over de methodologie van de rechtswetenschap. Aanvankelijk zag ik dit onderwerp slechts als een zijpad; gaandeweg realiseerde ik me dat de huidige kritiek op de rechtswetenschap ten nauwste is verbonden met de stijl van reguleren die ik onderzocht. De relativering van het belang van regels en procedures vindt hier een pendant in de relativering van de eigen methoden van de rechtswetenschap.

Sinds 2019 ben ik gaandeweg geïnteresseerd geraakt in de ontwikkeling van normatieve systemen in het algemeen en het internationaal recht in het bijzonder. Overlappende rechtsordes en rivaliserende normatieve stelsels, hun succes en hun ondergang zijn niet goed te begrijpen op grond van de assumpties die dominant zijn in het denken over nationale rechtssystemen. Ik werk nu aan een evolutietheorie die de ontwikkeling van normatieve systemen beter inzichtelijk kan maken.